Preventie en sensibilisering rond ontwikkelingstrauma bij kinderen
Kinderen kunnen gebeurtenissen meemaken die te groot, te overweldigend of te ingrijpend zijn om alleen te verwerken. Denk aan verwaarlozing, geweld, verlies of herhaalde stressvolle ervaringen. Dit noemen we ontwikkelingstrauma: het langdurig blootgesteld worden aan situaties die onveilig of bedreigend aanvoelen tijdens de ontwikkelingsjaren.
Voor kinderen is dit vaak moeilijk in woorden te vatten. Ze laten hun beleving zien via gedrag, emoties, lichamelijke signalen, schoolprestaties of spel.
Deze signalenbundel helpt je:
- de signalen van ontwikkelingstrauma te herkennen,
- bewust te reageren op wat een kind laat zien,
- passende stappen te zetten richting ondersteuning en hulp.
Uitleg bij de signalen
Gedragsmatige signalen
Kinderen met trauma proberen zich vaak staande te houden.
Dit zie je in:
- Verandering in gedrag
Het kind is opvallend stiller, drukker of sneller boos dan anders. Dit kan een signaal zijn dat het zich niet goed voelt. - Moeite met concentratie
Het kind lijkt afgeleid, dromerig of kan moeilijk stilzitten. Innerlijke onrust zit dan vaak in de weg. - Agressie of impulsief gedrag
Kinderen met trauma reageren soms overdreven heftig. Dat komt door opgebouwde spanning of angst. - Vermijdingsgedrag
Als een kind bepaalde mensen, situaties of plaatsen mijdt, kan het zijn dat daar nare herinneringen aan verbonden zijn. - Controlerend of perfectionistisch gedrag
Sommige kinderen proberen alles perfect te doen of hebben nood aan controle. Dit kan een manier zijn om zich veilig te voelen. - Regressie
Terugvallen naar jonger gedrag is een manier om met stress om te gaan. Denk aan bedplassen, babytaal of duimzuigen.
Emotioneel
Trauma tast het gevoel van veiligheid en vertrouwen aan.
Je ziet dit terug in:
- Snel bang of schrikachtig
Het kind is gespannen, schrikt snel of lijkt constant op zijn hoede. - Somberheid of teruggetrokken gedrag
Het kind lijkt minder blij, wil weinig contact of zit veel in zichzelf gekeerd. - Sterke emoties of huilbuien
Kleine dingen kunnen grote reacties uitlokken. Het kind is snel van slag of emotioneel. - Schaamte of schuldgevoelens
Het kind zegt dat iets zijn/haar schuld is, ook als dat niet zo is. - Moeite met vertrouwen
Hechting kan verstoord zijn. Het kind houdt afstand of klampt zich net sterk vast. Het overmatig aanpassen aan wat anderen willen - Overmatig aanpassen en pleasen
Te sterk afstemmen op wat volwassenen of leeftijdsgenoten verwachten, bijvoorbeeld de juf voortdurend willen plezieren door het bord altijd te willen afvegen.
Lichamelijk
Het lichaam spreekt waar woorden ontbreken.
Trauma kan zich uiten via:
- Hoofd- of buikpijn zonder medische reden
Lichamelijke klachten kunnen wijzen op innerlijke stress. - Slaapproblemen of nachtmerries
Het kind slaapt slecht of is bang in het donker. - Eetproblemen
Sommige kinderen eten minder of net meer als reactie op spanning - Vermoeidheid of spanning in het lichaam
Ze zijn snel moe of kunnen moeilijk ontspannen.
Schoolse signalen
In de klas vallen vaak de volgende zaken op:
- Slechtere prestaties, leermoeilijkheden, …
Moeilijkheden met aandacht of geheugen kunnen het leren beïnvloeden - Afwezigheden
Het kind is vaak ziek gemeld of blijft zomaar weg. - Moeilijk om zich te concentreren of dromen weg
- Moeilijke sociale relaties
Conflicten of isolement kunnen wijzen op onderliggende spanningen/ ruzies - Perfectionistisch of extreem faalangstig
- Vermijden van bepaalde thema’s of situaties (bv. turnles, toetsen)
- Afhankelijk gedrag tegenover leerkracht
- Niet kunnen genieten van spel of plezier
Taal en spel
Kinderen verwerken ervaringen in hun spel en taal.
Let op:
- Spel of tekeningen met zorgwekkende thema’s
Denk aan gevaar, geweld, verlies of macht. - Uitspraken zoals “ik wou dat ik er niet was”
Let op bij signalen van wanhoop of machteloosheid. - Vage verhalen over ‘iets dat gebeurd is’
Het kind vertelt iets, maar durft of kan geen details geven. - Vertellen over gebeurtenissen die niet passen bij hun leeftijd of ervaring
Signalen uit de context
Soms zie je de gevolgen van trauma ook in de leefomgeving. Deze signalen zeggen op zichzelf niet altijd iets, maar in combinatie met wat het kind laat zien, kunnen ze belangrijk zijn om op te merken.
- Op school: plots mindere resultaten, vaak afwezig of te laat komen.
- Thuis: veel spanningen, ruzies of wisselende verzorgers.
- Verzorging: kinderen die herhaaldelijk zonder eten, in vuile kleren of zonder schoolmateriaal verschijnen.
- Gezondheid: vaak medische klachten, noodzakelijke zorg die niet wordt opgenomen.
- Netwerk: een gezin dat weinig steunfiguren heeft of erg geïsoleerd leeft.
Deze signalen verdienen extra aandacht, vooral wanneer ze samengaan met gedragsmatige of emotionele signalen bij het kind. Overleg in dat geval met een collega of een gespecialiseerde dienst om te bekijken welke stap nodig is.
Wat kan jij doen?
Wanneer je signalen opmerkt bij een kind, richt je op veiligheid, aandacht en concrete ondersteuning.
Volg deze stappen:
1. Benoem je bezorgdheid en observeer objectief
Kinderen voelen zich gezien wanneer je benoemt wat je opmerkt, rustig en zonder oordeel. Gebruik ik-boodschappen en vertrek van concrete observaties, niet van vermoedens.
Voorbeelden:
- “Ik merk dat je de laatste dagen stiller bent in de klas. Hoe gaat het met jou?
- “Ik zie dat je vaak moe bent. Heb je genoeg kunnen slapen?”
- “Ik merk dat je verdrietig lijkt. Klopt dat?”
Tip: Noteer signalen objectief en feitelijk. Beschrijf enkel wat je ziet of hoort, zonder interpretatie:
- “Leerling is plots erg prikkelbaar en stelt gedrag dat anders is dan wat we gewoon zijn van haar.”
- “Leerling zondert zich af op de speelplaats, gaat alleen zitten. Was gisteren aan het huilen.”
2. Creëer een veilig klimaat en luister actief
Een kind durft pas iets te vertellen als het zich veilig voelt. Dit kun je versterken door:
Tip: Focus op het hier en nu, luister, bied troost of een rustige plek en probeer het kind niet meteen te laten oplossen wat er speelt.
3. Bied structuur en voorspelbaarheid
Routines en duidelijkheid verminderen spanning.
- Leg duidelijk uit wat er gaat gebeuren.
- Voorbeeld: “Eerst werken we 15 minuten aan dit werk, daarna kun je zelf kiezen wat je wilt doen.”
4. Overleg met collega’s of deskundigen
Je hoeft het niet alleen te dragen. Samen zie je meer.
- Bespreek je observaties intern
Met zorgcoördinator, CLB-contactpersoon of collega’s:
“Ik merk dat X vaak huilerig is en minder meedoet. Kunnen we samen bekijken hoe we dit best aanpakken?” - Gebruik elkaars expertise
Anderen bieden een ander perspectief of extra informatie. Durf ook kleine signalen te bespreken. - Heb hierbij aandacht voor het beroepsgeheim/ambtsgeheim
5. Verwijs tijdig door naar gespecialiseerde hulp
Wanneer zorgen blijven aanhouden of verergeren, is doorverwijzen nodig.
- Betrek het kind stap voor stap
“Soms helpt het om met iemand te praten die hier ervaring mee heeft. Vind je het goed dat ik dit samen met je ouders bekijk?”
- Betrek de ouders
Benoem je observaties concreet:
“Ik merk dat uw kind vaak verdrietig lijkt en zich moeilijk kan concentreren. Het kan helpend zijn om samen met het CLB te bekijken hoe we hem of haar best ondersteunen.”
- Maak gebruik van je netwerk:
Deze brochure is binnen de samenwerking rond het Project OverHoop in Eerstelijnszone Panacea en met de steun van de Koning Boudewijnstichting en Agentschap Opgroeien tot stand gekomen en werd ontwikkeld door klinisch psychologen Delphine Van Lierde en Stefanie Martin.